De vogel Feniks


Fugl Føniks


In de tuin van het paradijs, onder de boom der kennis, stond een rozenhaag. Hier, in de eerste roos, werd een vogel geboren, zijn vlucht was als die van het licht, heerlijk was zijn kleur, heerlijk zijn zang.
I Paradisets Have, under kundskabstræet, stod en rosenhæk; her, i den første rose, fødtes en fugl, dens flugt var som lysets, dejlig dens farve, herlig dens sang.

Maar toen Eva de vrucht van de boom der kennis brak, toen zij en Adam uit de tuin van het paradijs werden verjaagd, viel van het vlammend zwaard van de straffende engel een vonk in het nest van de vogel en deed het in vlammen opgaan. De vogel stierf in de vlammen, maar uit het rode ei vloog een nieuwe, de enige, de steeds enige vogel Feniks. Het verhaal vertelt dat hij in Arabië woont en elke honderd jaar zichzelf in zijn nest verbrandt, en dat een nieuwe feniks, de enige in de wereld, uit het rode ei wegvliegt.
Men da Eva brød kundskabens frugt, da hun og Adam joges fra Paradisets Have, faldt fra straffeenglens flammesværd en gnist i fuglens rede og antændte den. Fuglen døde i flammerne, men fra det røde æg fløj en ny, den eneste, den altid eneste Fugl Føniks. Sagnet melder, at den bygger i Arabien, og hvert hundrede år brænder sig selv op i sin rede, og at en ny Føniks, den eneste i verden, flyver ud fra det røde æg.

De vogel fladdert om ons heen, snel als het licht, verrukkelijk van kleur, heerlijk van lied. Wanneer moeder aan de wieg van haar kind zit is hij aan het hoofdeind en slaat met de vleugels een aureool om het hoofd van het kind. Hij vliegt door de kamer van de armoede en brengt zonneglans daarbinnen, de armelijke commode geurt van violen.
Fuglen omflagrer os, hurtig som lyset, dejlig i farve, herlig i sang. Når moderen sidder ved barnets vugge, er den ved hovedpuden, og slår med vingerne en glorie om barnets hoved. Den flyver gennem nøjsomhedens stue, og der er solglans derinde, den fattige dragkiste dufter med violer.

Maar de vogel Feniks is niet alleen de vogel van Arabië. Hij fladdert in de glans van het Noorderlicht over de ijsvelden van Lapland, hij springt tussen de gele bloemen in de korte zomer van Groenland. Onder de koperrotsen van Fahlun, in de steenkolenmijnen van Engeland, vliegt hij als een gepoederde mot, over het gezangboek van de vrome arbeider.
Men Fugl Føniks er ikke alene Arabiens fugl, den flagrer i nordlysskær på Laplands issletter, den hopper imellem de gule blomster i Grønlands korte sommer. Under Faluns kobberklipper, i Englands kulgruber flyver den, som et pudret møl, hen over sangbogen i den fromme arbejders hænder. Den sejler på lotusbladet ned ad Ganges' hellige vande, og hindupigens øjne lyser ved at se den.

Hij vaart op het lotusblad in de heilige wateren van de Ganges, en het oog van het Hindoemeisje straalt wanneer zij hem ziet. De vogel Feniks! Ken je hem niet? De vogel van het paradijs, de heilige zwaan van het lied. Hij zat op de kar van Thespis als een lasterende raaf, en sloeg met zijn zwarte met droesem besmeurde vleugels; over de harp van IJslandse zangers gleed de rode zingende snavel van de zwaan; op de schouder van Shakespeare zat hij als Odins raaf en fluisterde hem in het oor: "Onsterfelijkheid." Hij vloog bij het zangersfeest door de ridderzaal van de Wartburg.
Fugl Føniks! Kender du ham ikke? Paradisets fugl, sangens hellige svane. På Thespiskærren sad den, som en sladrende ravn, og slog med de sorte, bærmebesmurte vinger; over Islands sangerharpe gled svanens røde, klingende næb; på Shakespeares skulder sad den som Odins ravn og hviskede ham i øret: Udødelighed; den fløj ved sangerfesten gennem Wartburgs riddersal.

De vogel Feniks: ken je hem niet? Hij zong de Marseillaise voor je en je kuste de veer die van zijn vleugel viel; hij kwam in de glans van het paradijs en jij wendde je misschien af naar de spreeuw, die daar zat met bladgoud op de vleugels.
Fugl Føniks! Kender du ham ikke? Han sang dig Marseillaisen, og du kyssede fjeren, der faldt fra hans vinge; han kom i paradisglans, og du vendte dig måske bort til spurven, der sad med bogguld på vingerne.

De vogel van het paradijs! ledere eeuw vernieuwd, in vlammen geboren, in vlammen gestorven, je beeld, in goud gevat, hangt in de zalen van de rijken; zelf vlieg je dikwijls eenzaam en verdwaald - een sage slechts: de vogel feniks in Arabië.
Paradisets fugl! fornyet hvert århundrede, født i flammer, død i flammer, dit billede indfattet i guld hænger i de riges sale, selv flyver du tit vildfarende og ensom, – et sagn kun: Fugl Føniks i Arabien.

In de tuin van het paradijs, toen je geboren werd, onder de boom der kennis, in de eerste roos, kuste God je en gaf je je echte naam - de poëzie.
– I Paradisets Have, da du fødtes under kundskabstræet, i den første rose, kyssede Vor Herre dig og gav dig dit rette navn – Poesien.