Boekweit

Boekweit - Hans Christian Andersen


Boekweit

Een sprookje van Hans Christian Andersen
Dikwijls zie je, wanneer je na een onweer langs een akker loopt waar boekweit groeit, dat het helemaal zwart is geschroeid alsof er een vuurgloed overheen gegaan is, en de boer zegt: "Dat komt van de bliksem!" Jawel, maar waarom? Ik ga nu vertellen wat een mus mij heeft gezegd, en de mus heeft het weer van een oude wilg gehoord die aan een boekweitakker stond. Waar hij nu nog staat. Het is zo'n eerwaardige, grote wilg, maar gerimpeld en oud. Er loopt een scheur dwars door hem heen en in die spleet groeien gras en bramen! De boom helt over en de takken hangen helemaal tot op de grond, alsof ze groene, lange haren waren.
Op alle velden in de omtrek groeiden koren, rogge, gerst en haver. Die fijne haver die als ze rijp is eruitziet als een heleboel gele kanarievogeltjes op een tak. En het koren stond zo prachtig, hoe zwaarder het was hoe dieper het boog in vrome deemoed.
Maar er was ook een akker met boekweit en die akker lag vlak naast de oude wilg; het boekweit boog helemaal niet als het andere koren, het stak trots en stijf zijn kop in de lucht.
"Ik ben wel zo rijk als de korenaren," zei het boekweit, "ik ben bovendien heel wat mooier: mijn bloemen zijn zo mooi als appelbloesems, het is een lust naar me te kijken; ken jij iets mooiers dan ons, oude wilg?"
En de wilg knikte met zijn hoofd, alsof hij wilde zeggen: "Ja, dat doe ik zeker!" Maar het boekweit zwol van hoogmoed en zei: "Die domme boom, die is zo oud dat er gras uit zijn buik groeit!"
Nu kwam er een verschrikkelijk onweer opzetten; alle bloemen op het veld vouwden hun blaadjes toe of bogen hun kopje, terwijl de storm over ze heen streek; maar het boekweit bleef trots rechtop staan.
"Buig je hoofd als wij!" zeiden de bloemen.
"Dat hoef ik niet te doen!" zei het boekweit;
"Buig je hoofd als wij!" riep het koren, "daar komt de stormengel aanvliegen; hij heeft vleugels die van de wolken tot op de aarde reiken, hij houwt je middendoor, vóór je hem om genade kunt smeken!"
"Ja, maar ik wil niet buigen!" zei het boekweit.
"Sluit je bloemen en sluit je bladeren!" zei de oude wilg. "Kijk niet naar de bliksem wanneer de wolk splijt, zelfs mensen durven dat niet. Want als het bliksemt kan men in Gods hemel binnen kijken en dat gezicht kan zelfs mensen blind maken; wat zou er dan wel niet met ons, planten, gebeuren als we dat waagden, wij, die zoveel minder zijn."
"Zoveel minder!" zei het boekweit, "nu zal ik juist in Gods hemel binnen kijken!" En dat deed het dan ook in trots en overmoed. Het was alsof de hele wereld in één vuurgloed stond, zó bliksemde het.
Toen het onweer voorbij was stonden de bloemen en het koren in de stille, zuivere lucht, verfrist van de regen, maar het boekweit was door de bliksem pikzwart geschroeid, het was nu een dood onbruikbaar gewas op het veld.
En de oude wilg bewoog zijn takken in de wind en er vielen grote waterdruppels van de groene bladeren, alsof de boom huilde, en de mussen vroegen: "Waarom huil je? Het is hier zo heerlijk, kijk hoe de zon schijnt, hoe de wolken drijven, ruik je de geur van bloemen en struiken niet? Waarom huil je, oude wilg?"
En de wilg vertelde van de trots van het boekweit, van zijn overmoed en zijn straf, die altijd de zonde volgt.
Ik, die de geschiedenis vertel, heb het van de mussen gehoord! Zij vertelden het mij op een avond toen ik ze om een sprookje vroeg.

*     *     *     *     *


Sprookje
Vergelijk twee talen: