De mooiste sprookjes van Andersen
H.C. Andersen - De mooiste sprookjes
7De rode schoentjes
Er was eens een klein meisje, zo fijn en zo lief, maar 's zomers liep ze altijd op blote voeten want ze was arm, en 's winters op grote klompen, zodat haar wreef helemaal rood werd, en dat stond verschrikkelijk. Midden in het dorp woonde vrouw Schoenmaker, zij maakte, zo goed ze kon, van oude, rode lappen een paar schoentjes, wel heel stuntelig, maar het was goed gemeend, en die waren voor het kleine meisje. Dat meisje heette Karen. Juist op de dag dat haar moeder werd begraven kreeg zij de rode schoentjes en had zij ze voor de eerste maal aan; dat was wel een wonderlijke manier van rouwdragenLees het sprookje → 20De theepot
Er was eens een trotse theepot, trots op zijn porselein, trots op zijn lange tuit, trots op zijn brede oor: hij had wat van voren en wat van achteren, de tuit van voren, het oor van achteren, en daar praatte hij over. Maar hij praatte niet over zijn deksel, dat was gebroken, dat was gekramd, dat had gebreken; over zijn gebreken praat men niet graag, dat doen anderen wel. Koppen, melkkannetje en suikerpot, dat hele theegerei zou zeker meer over de zwakheid van het deksel denken en praten dan over het mooie oor en de voortreffelijke tuit; dat wist de theepot. Ik ken ze, zei hij in zichzelf, ik kLees het sprookje → 24De laatste dag
De heiligste dag van alle dagen van het leven is de dag dat we doodgaan. Dat is de laatste dag, de dag van de heilige, grote verandering. Heb je echt, ernstig over dit machtige, laatste uur op aarde, dat zeker komt, nagedacht? Er was een man, streng in het geloof, zoals ze zeiden, een strijder voor het woord, dat voor hem wet was, een streng dienaar van een strenge God. De Dood stond aan zijn bed, de Dood met dat strenge, hemelse gezicht. Je uur heeft geslagen, je moet met me mee, zei de Dood en raakte met een ijskoude vinger zijn voeten aan en die huiverden, de Dood raakte zijn voorhoofd aanLees het sprookje →